Rol officier van justitie: Zaken draaien of samenwerken
22 november 2022Bron: Trema 7 / najaar 2022
Omdat officieren van justitie het veel te druk hebben, moeten ze zoveel mogelijk taken afstoten en zich concentreren op het afdoen van zaken. ‘Onmogelijk,’ zeggen Els Martens en Anouk Paulus.
Leider van het opsporingsonderzoek, beslisser over de vervolging, aanklager tijdens de zitting. Dat zijn volgens de omschrijving op de website van het Openbaar Ministerie de drie belangrijkste taken van de officier van justitie. Daarnaast kan de officier via een strafbeschikking zelf een straf opleggen als het om relatief lichte strafbare feiten gaat. Het informeren van slachtoffers, deelnemen aan ketenberaden, het opleiden van nieuwe collega’s of lezingen geven voor opsporingsambtenaren en bestuurders zijn taken die niet tot de primaire taak van de staande toga behoren. Gezien de hoge werkdruk zouden deze nevenwerkzaamheden bij voorkeur aan anderen overgelaten moeten worden, vinden sommigen. De officier kan zich dan weer richten op zijn kerntaak; zaken doen.
Derdelanders
‘Het meeste werk dat ik doe, levert geen parketnummer op,’ lacht Els Martens, portefeuillehouder mensenhandel/mensensmokkel en werkzaam op het functioneel parket. Desondanks heeft ze het razend druk. Haar werk bestaat onder andere uit het in beeld brengen van alles wat zich op het gebied van mensenhandel en -smokkel voordoet. In de praktijk gaat het dan om heel grote cijfers, maar om relatief weinig zaken. ‘Het is ongelooflijk ingewikkeld om zaken rond te krijgen en op zitting te brengen. Tegelijk moeten we ze wel onderzoeken.’
Ze geeft het voorbeeld van grote groepen Nigeriaanse vrouwen die zeggen slachtoffer te zijn van mensenhandel en allemaal hetzelfde verhaal vertellen. ‘Die zaken worden stuk voor stuk voortijdig beëindigd, maar op grond van internationale verdragen zijn we wel verplicht uit te zoeken hoe het zit als iemand zegt slachtoffer van mensenhandel te zijn. Er gaat heel veel tijd zitten in zogeheten derdelanders die aangifte doen van mensenhandel, van wie het opsporingsonderzoek gekoppeld zit aan een tijdelijk verblijfsrecht, dus de IND wil weten waarom wij dan geen vervolging instellen.’
Wat helpt is een nauwe samenwerking in en met de keten, zoals dat heet. Martens overlegt intensief met de arbeidsinspectie, neemt deel aan het interdepartementaal overleg “Samen tegen mensenhandel” van onder andere Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie en Veiligheid, houdt lezingen voor hulpverleners, geeft les aan advocaten en heeft een handreiking voor gemeenten geschreven hoe signalen van uitbuiting van arbeidsmigranten te herkennen. Ze participeert ook in het Mensenhandel Field Lab waarin alternatieve vormen van bestrijding en afdoening worden onderzocht. Officieel wordt ze daarvoor vrijgesteld, maar in de praktijk doet ze dit soort dingen gewoon naast het werk. ‘Het is mijn werk,’ vindt ze zelf. ‘Het aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten onder leiding van Emiel Roemer heeft in 2020 vastgesteld dat misstanden met arbeidsmigranten alleen interdepartementaal kan worden aangepakt. We moeten zaken niet alleen repressief benaderen, maar aan de voorkant zitten. Als ik als officier in een vroeg stadium helder kan maken welke informatie nodig is voor een vervolgbare strafzaak, scheelt dat veel tijd die we dan aan snelle opsporing en vervolging kunnen besteden. Goede uitleg voorkomt teleurstellingen bij aangevers en ketenpartners. Want hoe vreselijk sommige zaken ook zijn, ik mag niet lichtvaardig dagvaarden.’
‘Het meeste werk dat ik doe, levert geen parketnummer op’
Els Martens
Verstoren
Eenzelfde soort ervaring heeft Anouk Paulus, landelijk advocaat-generaal cybercrime en sinds 1 oktober ook werkzaam bij SSR om het opleidingsprogramma op het gebied van cybercriminaliteit te stroomlijnen en verder te ontwikkelen. Als AG krijgt ze vooral te maken met verdachten die zich schuldig maken aan cyberaanvallen zoals, hacks, ransomeware, phishing of marktplaatsfraude. ‘Zaken met vaak een groot aantal slachtoffers,’ zoals Paulus uitlegt. Dat is echter het topje van de ijsberg. In de praktijk houden politie en justitie zich bezig met veel onderzoeken, waarbij nooit een verdachte wordt geïdentificeerd, maar waar wel op andere wijze wordt ingegrepen om de schade te beperken.
Deze realiteit stelt het OM betekent voor een dilemma. Opsporen en vervolgen alleen leidt niet tot het oplossen van het probleem. Voorkomen dat er nog meer slachtoffers vallen door het verstoren van cybercriminele activiteiten levert wel iets op. Maar is verstoren een taak van de officier van justitie? ‘Niemand anders doet het,’ zegt Paulus nuchter. Ze volgde in 2020 de master cybersecurity en schreef en scriptie over verstoring van cybercriminaliteit. ‘Ik zeg niet dat het per se een togadrager moet zijn, maar het OM heeft hier volgens mij wel een taak.’
‘Niemand anders doet het’
Anouk Paulus
‘Bestrijding van cybercriminaliteit betekent ook het voorkomen van mogelijke aanvallen of het beperken van de schade,’ gaat de AG verder. ‘In dat kader werken politie en justitie samen met private partijen om zo mogelijk technische oplossingen te vinden. Bijvoorbeeld: fraude die plaatsvindt vanuit andere landen, zoals Pakistan of India, kun je aanpakken door spoofing moeilijker te maken, zodat mensen niet meer ten onrechte denken dat ze vanuit Nederland worden gebeld. In zo’n publiek-private samenwerking wordt gesproken over manieren waarop dit kan worden aangepakt. Het is belangrijk dat politie en justitie daarbij zitten, om de wettelijke kaders aan te geven; wat mag, wat mag niet.’
Niet dat Paulus geen zaken op zitting wil brengen. Maar gezien het grote aantal slachtoffers van bijvoorbeeld ransomware of internetfraude levert dat wel een volgend dilemma op. In een zaak over markplaatsfraude bijvoorbeeld staan vijf verdachten terecht en zijn er 1100 slachtoffers geïdentificeerd. ‘Dan moeten er soms moeilijke keuzes worden gemaakt. Geven we alle slachtoffers de mogelijkheid zich in het strafrecht te voegen, dan moet de rechter al die zaken ook beoordelen. Zo verstoppen we het systeem. Maar dan is wel de vraag: op welke basis maken wij een selectie? Ook dat zijn vraagstukken waarover we ons moeten buigen.’
‘Onze primaire taak is opsporen en vervolgen. Maar bestrijding van cybercriminaliteit vraagt vaak om een heel andere aanpak. Verstoring is dan ook een taak, denk ik, net als het samenwerken met andere partijen, het opleiden van collega’s en het informeren van het publiek. Maar misschien moeten we ook kijken naar andere mogelijkheden buiten het strafrecht. Om dat te bereiken is het noodzakelijk dat ook de politiek wordt geïnformeerd over de (on)mogelijkheden die we hebben en waar we tegenaan lopen. Is dat mijn taak als togadrager? Ik denk van wel.’