‘De kwaliteit van de Rechtspraak kan wel een impuls gebruiken’

18 december 2023

Bron: Trema 9 / najaar 2023

In september verscheen het rapport Kwaliteit van rechtspraak: versterking door samenwerken. Voorzitter van de visitatiecommissie Rechtspraak Wim van Harten licht de bevindingen toe.

Hoe kan de rechtspraak de kwaliteitszorg zo inrichten dat de individuele rechter er echt iets aan heeft? Die vraag stond Wim van Harten, voorzitter van de Visitatiecommissie Rechtspraak, steeds voor ogen. ‘In het verleden is bij visitaties vaak geprobeerd een min of meer scherp rapport neer te zetten over wat er allemaal niet klopt en beter moet, maar niet op een manier die de rechtspraak per se verder heeft geholpen of waardoor mensen zich aangesproken voelden om er ook echt iets mee te doen,’ licht de voorzitter toe. ‘Wij hopen dat in ons rapport instrumenten of aanknopingspunten staan om het echt beter te doen. Dat was de insteek.’

In NRC werd de toon van het rapport “milder en zalvender” genoemd dan de voorgaande visitatierapporten. Van Harten vond het woord zalvend een beetje misplaatst. ‘Het visiteren van organisaties wordt een bot instrument als je het steeds op dezelfde manier doet en alleen maar kritiek uitoefent. In de meeste organisaties gaat namelijk veel goed, ook in de rechtspraak. Wij hebben rond de achthonderd mensen gesproken. De enorme gedrevenheid en de betrokkenheid van de mensen vond ik opvallend. Er is sprake van een sterke focus op de primaire taak om echt recht te doen. Wij zijn gevraagd om advies uit te brengen met het oog op wat al goed gaat.’

Hoewel de commissie – die bestond uit vier leden uit de Rechtspraak en acht deskundigen van buiten — zich aanvankelijk richtte op de professionele standaarden, kwam zij er al snel achter dat die binnen de rechtspraak een vrij impliciete rol spelen als kwaliteitsinstrument. De commissie keek daarom ook naar organisatorische aspecten die invloed kunnen hebben op de kwaliteit van de rechtspraak, zonder zich overigens te branden aan de inhoud van het werk. Het rechterlijk domein is des rechters. ‘Al wordt dat domein soms wel wat ruim geïnterpreteerd,’ zoals Van Harten het omschrijft.

Managementspeak

Met die subtiele bewoordingen legt Van Harten de vinger op de blauwe plek van de Rechtspraak. Want in een organisatie die sterk onder druk staat – teveel zaken, te weinig mensen – moeten keuzes worden gemaakt. Maar welke keuzes worden gemaakt, wie die keuzes maakt en waarom ze gemaakt moeten worden blijft binnen de Rechtspraak te impliciet. Gerechten zijn ieder op hun eigen wijze bezig met het aantrekken van personeel, het digitaliseren van processen, het toewijzen van zaken (of het laten liggen daarvan) of het innoveren van werkwijzen, maar van een overkoepelende visie, laat staan het uniform implementeren van processen, is geen sprake. Rechters doen werkwoorden als implementeren en uniformeren al snel af als managementspeak, waarmee ze niets te maken willen hebben.

‘Wij mogen in Nederland echt trots mogen zijn op ons rechtssysteem,’ benadrukt Van Harten, ‘maar als we kijken naar de uitdagingen voor de toekomst, is er een aantal zaken waarvan we ons afvragen of die zo moet blijven. De schaduwzijde van de focus op het primaire proces en het recht doen aan zaken, is dat mensen minder zicht hebben op, of het gevoel hebben dat ze onderdeel zijn van een professionele organisatie. De blik op het faciliterende deel van de rechtspraak is niet zo breed aanwezig, laat ik het zo zeggen. En het is de vraag of elk gerecht kan blijven zeggen not invented here als er ergens een goede innovatie is bedacht, of dat rechters zich onttrekken aan de nodige digitalisering en uniformering vanwege hun autonomie. Dat kan eigenlijk niet. Wij hebben als commissie voorbeelden gehoord waarbij rechters serieus spraken of een bepaald opmerking in een voetnoot of in een bijlage moest. Gechargeerd misschien, maar uit oogpunt van digitalisering is het toch echt makkelijker als er een eenduidige keuze wordt gemaakt; het rechterlijk domein wordt zo onterecht als argument opgevoerd.’

In het rapport staat dit dilemma verwoord in aanbeveling C: Versterk het samenspel tussen het rechterlijke en het organisatiedomein. Van Harten geeft een voorbeeld: ‘Neem de toewijzing of het effectief gebruik van zalen en de inzet van ondersteunend personeel of de afstemming met de administratie. Dat zijn allemaal zaken waar het rechterlijke werk dat van de organisatie raakt. Dat geldt in het bijzonder voor automatisering. Het betekent een verschuiving van perspectief. Niet meer: dit is mijn taak als rechter en de rest moet zich daaraan aanpassen. Maar wel: Hoe richten we de processen en afspraken met ketenpartners zo in dat het voor het geheel beter is? Dat noemen we tactische kwaliteit, waarin niet alleen de inhoudelijke, maar ook de kwaliteit van de organisatie wordt meegenomen. Die kwaliteit kan wel een impuls gebruiken.’

Wat is kwaliteit?

Daartoe moet de Rechtspraak allereerst eenduidig bepalen wat kwaliteit eigenlijk is. Op dit moment is daarvan geen sprake en vult elk gerecht – en elke rechter – zelf in wat onder kwaliteit moet worden verstaan. Het heeft Van Harten verbaasd. ‘Iedereen geeft een beetje zijn eigen kleuring aan het begrip kwaliteit, wat betekent dat sturen erop lastig wordt. Bij het woord sturing haken rechters waarschijnlijk al snel af. Maar het gaat ook over het afleggen van verantwoording. In eerdere visitaties is al gesignaleerd dat de uitwisseling tussen gerechten en rechtsgebieden op het vlak van te maken keuzes nogal beperkt is. Uniformering van de procesgang lijkt moeilijk bespreekbaar. Dat is naar mijn mening wel een van de redenen waarom digitalisering zo moeizaam gaat. Maar als je het totale proces niet uniformeert, valt er landelijk niets te digitaliseren, want digitalisering kan alleen maar bij een zekere mate van standaardisering. En standaardisering heeft, zeker in de rechtspraak, te maken met het afleggen van verantwoording: dit doen we op deze manier en wel hier om. Maar zelfs in de strategie van IVO Rechtspraak komt het woord uniformering niet één keer voor.’

Een begrip als kwaliteit is niet makkelijk te definiëren, geeft Van Harten toe. Ook in de medische wereld was het lang zoeken naar de juiste terminologie. Het Institute of Medicine in de Verenigde Staten kwam echter toch met een kader waarmee kon worden vastgesteld wat goede zorg eigenlijk is. Op een soortgelijke manier kan volgens de voorzitter ook de Rechtspraak werken aan een eenduidig kwaliteitsbegrip.

‘Er zijn, denk ik, een aantal universele begrippen, zoals toegankelijkheid, begrijpelijkheid en gelijke behandeling die voor heel de rechtspraak zouden moeten gelden. Of effectiviteit en doelmatigheid daar ook bij horen, is niet aan mij om te bepalen. Maar de vragen hoe je omgaat met professionele standaarden en wat daar in moet staan kunnen wel veel eenduidiger worden beantwoord dan nu gebeurt. En het gaat ook over modern teamwork. Multidisciplinair werken zal bijvoorbeeld steeds belangrijker worden. Zeker als zaken steeds ingewikkelder worden, krijg je net als in andere sectoren meer taakdifferentiatie. Welke ondersteuning is daarvoor nodig? Wat is nou goed teamwork, waaraan meet je dat af? Dat is een aantal van die vragen die nu op tafel ligt.’

Leiderschap

In hoofdstuk 6 van het visitatierapport gaat de commissie kort in op de rol van bestuurders en managers binnen de rechtspraak. Afkortingen als SBO (strategisch bedrijfsvoeringsoverleg), KPO (kwaliteit portefeuillehoudersoverleg), PRO (presidenten-raad overleg), LOV (landelijk overleg vakinhoud) en GLO (gezamenlijk landelijk overleg vakinhoud) buitelen over elkaar, maar wie nou echt iets te zeggen heeft, blijft vaag. ‘Ook het plan van aanpak rond de professionele standaarden beschrijft vooral een uiterst ingewikkelde taakverdeling, terwijl concrete doelen niet worden beschreven,’ constateert Van Harten.

De voorzitter geeft toe dat de commissie zich niet aan de governance van de Rechtspraak heeft willen branden. ‘Dat is een onderdeel van de scheiding der machten en daar hebben we verre van te blijven. Maar daardoor ligt er wel een verantwoordelijkheid bij de Rechtspraak zelf om sturing te geven en leiderschap te tonen.’

Een beetje zurig

Of de Rechtspraak daartoe in staat is, zal moeten blijken. Ybo Buruma is er niet gerust op. In zijn column in het NJB van 17 oktober 2023 hekelt Buruma de bestuurskundige blik van de commissie en betwijfelt hij met zoveel woorden het nut van visitatie zelf. Van Harten denkt die opmerking vanuit juridisch-inhoudelijk perspectief wel te kunnen begrijpen, maar vindt haar ‘ook een beetje zurig’ over het principe van visitatie als zodanig. ‘Professionals in andere vakgebieden werken veel met het instrument van visitatie. Het verbinden van het  primair inhoudsgerichte perspectief met het verstandig inzetten van managementinstrumenten is juist de kunst’.

Van Harten hoopt dat de ‘klassiek professionele houding’ uiteindelijk plaats maakt voor een meer organisatorische en ‘verbindende’ houding van rechters. Vanuit zijn eigen achtergrond gelooft hij dat zo’n transitie mogelijk is.

‘Ook in een ziekenhuis werken hoogopgeleide professionals die alles wat naar management ruikt al snel verdacht vinden,’ zegt de voorzitter. ‘Maar in de zorg zijn we er wel in geslaagd om de organisatie zo in te richten dat de professional er echt baat bij heeft. Bepalend in mijn bestuurlijke werk is de vraag of de patiënt er iets aan heeft. Dat vind ik de toets bij elk besluit.’

Is de rechtszoekende erbij gebaat dat op sommige gerechten nog altijd papieren dossiers in tweevoud (een enkele keer zelfs in zesvoud) worden aangeboden om vervolgens op het gerecht gescand te worden? Het zijn dat soort vragen die iedereen binnen de Rechtspraak zich zou moeten stellen, vindt Van Harten. ‘Als de interactie tussen de juridische inhoud en de organisatie beter verloopt, is dat goed voor de rechtszoekende, de maatschappij, maar ook voor de individuele rechter. Daarvan ben ik overtuigd.’

Wim van Harten (1954) was voorzitter van de Visitatiecommissie die in september het rapport Kwaliteit van rechtspraak: versterking door samenwerken uitbracht. Hij is voorzitter van de raad van bestuur van het Rijnstate Ziekenhuis in Arnhem en omstreken en hoogleraar kwaliteitsmanagement en zorgtechnologie aan de Universiteit Twente, onderzoeksgroepsleider bij het Nederlands Kanker Instituut en lid van de Accreditation & Designation Board van de European Organization of Cancer Institutes.

Lees hier het visitatierapport Kwaliteit van rechtspraak: versterking door samenwerken.

Scroll naar boven