De teamvoorzitter wel/niet-rechter

15 november 2024

Bron: Trema 11 / najaar 2024

Op sommige gerechten werken al jaren teamvoorzitters die zelf geen rechter zijn. Op andere gerechten blijkt er weerstand te bestaan tegen deze teamvoorzitters niet-rechter. Sommige taken van teamvoorzitters zouden voorbehouden moeten blijven aan rechters zelf, zoals het voeren van functioneringsgesprekken. De NVvR pleit voor een duidelijke afbakening van taken om de rechterlijke onafhankelijkheid te waarborgen.

In de rechtbanken Noord-Nederland en Amsterdam is de afgelopen maanden discussie ontstaan over het voornemen van het gerechtsbestuur om de functie van teamvoorzitter te kunnen laten vervullen door niet-rechters. In beide rechtbanken zijn vanuit de gerechtsvergadering notities verschenen waarin (grond)wettelijke bezwaren worden geuit tegen deze voornemens. De presidentenvergadering heeft aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad, Edwin Bleichrodt, gevraagd om zijn zienswijze te geven over de vraag of functioneringsgesprekken met rechters door rechters zelf gehouden moeten worden. Het antwoord daarop is, kort samengevat, ja. Op instigatie van de presidenten is vervolgens een werkgroep gevormd om in beeld te brengen hoe de rol van de teamvoorzitter niet-rechter, met inachtneming van wat de PG daarover opmerkt, verder kan worden ingevuld. Deze werkgroep moet ‘scenario’s’ en ‘oplossingsrichtingen’ in kaart brengen die landelijk kunnen worden besproken.

Raken aan de rechterlijke onafhankelijkheid

De NVvR onderschrijft de visie van de PG dat het grondwettelijk niet is toegestaan om functioneringsgesprekken met rechters door niet-rechters te laten voeren. De NVvR betreurt dat de visie van de PG zich tot functioneringsgesprekken beperkt. Volgens de NVvR zijn er namelijk andere taken die de teamvoorzitter doorgaans uitvoert die, net als het functioneringsgesprek, mogelijk raken aan of schuren langs het rechterlijk domein. Te denken valt daarbij onder andere aan de toedeling van zaken en zaakstromen, het voorzitten van het rechtersoverleg, participatie in het landelijk overleg vakinhoud of bijvoorbeeld het aanwijzen van praktijkopleiders.

Over dergelijke onderwerpen bestaat in de praktijk veel verschil van mening en onduidelijkheid. Dat bleek ook uit de raadpleging van enkele leden van de NVvR die zich in een zogenaamde flitscommissie over het onderwerp konden uitspreken. Het bestuur van de NVvR signaleert dat door de onduidelijke afbakening van taken de acceptatie van met name de teamvoorzitter niet-rechter in het gedrang kan komen. Deze onduidelijkheid is voor de NVvR reden geweest om de PG te vragen in kaart te brengen of er nog andere organisatorische dan wel toezichthoudende taken zijn die voorbehouden zouden moeten blijven aan rechters zelf. De PG heeft in september laten weten geen gehoor te geven aan dit verzoek. Het is volgens de PG aan de Raad voor de rechtspraak om in kaart te brengen hoe de organisatie van de rechtspraak gebruik kan maken van gerechtelijk ambtenaren, ook in leidinggevende posities (zie hieronder).

Talenten benutten

Het is niet zo dat de NVvR tegen de inzet van getalenteerde en gemotiveerde gerechtsambtenaren is. De Rechtspraak heeft deze talenten hard nodig, wat ook in lijn is met de conclusies uit het visitatierapport van de Rechtspraak 2022-2023 en de Verkenning werkdruk Rechtspraak en Openbaar Ministerie. Van belang is echter wel dat de rechterlijke onafhankelijkheid te allen tijde gewaarborgd moet zijn. Het is die rechterlijke onafhankelijkheid die de PG aanvoerde als argument dat functioneringsgesprekken van rechters door rechters zelf gevoerd moeten worden. Voor het goed functioneren van de teamvoorzitter – en daarmee voor het functioneren van de organisatie van de Rechtspraak – is het volgens de NVvR wenselijk dat er duidelijkheid komt over welke taken des rechters zijn (met het oog op het waarborgen van de rechterlijke onafhankelijkheid) en welke taken, en eventueel onder welke voorwaarden, ook door gerechtsambtenaren uitgevoerd kunnen worden. De NVvR heeft daarom aan de presidentenvergadering gevraagd een meer uitgewerkt standpunt over de taken van de teamvoorzitter (niet-rechter) te formuleren. Een duidelijke inventarisatie, begrenzing en beschrijving van andere taken die eveneens raken aan of schuren langs het rechterlijk domein zou behulpzaam kunnen zijn om verdere belemmeringen op de werkvloer te voorkomen.

[Reactie PG op verzoek NVvR voor nadere taakafbakening]

‘…de wet (laat) het gerechtsbestuur de nodige ruimte bij het vaststellen van een organisatiestructuur, waaronder de verdeling in teams. Ingevolge artikel 23, eerste lid, Wet RO is het gerechtsbestuur belast met de algemene leiding, de organisatie en de bedrijfsvoering van het gerecht. In het bijzonder draagt het bestuur zorg voor (sub d) de kwaliteit van de bestuurlijke en organisatorische werkwijze van het gerecht en (sub e) personeelsaangelegenheden. Het is de taak van de raad voor de rechtspraak om toezicht te houden op de uitvoering van deze taak (artikelen 36 en 91 Wet RO). De positie van de niet-rechterlijke teamvoorzitter in de Rechtspraak betreft daardoor mede de uitvoering van de bedrijfsvoeringstaken door de gerechten. (…)

Ik begrijp de in uw brief geuite behoefte aan duidelijkheid over de afbakening van taken in de gerechten. Het ligt echter in het licht van de wettelijke taakstellingen en de ontwikkelingen die thans in de rechtspraak gaande zijn niet op mijn weg op de uitkomsten van deze discussie vooruit te lopen en een integrale visie te verwoorden op de positie van de niet-rechterlijke teamvoorzitter als gerechtsambtenaar in de rechterlijke organisatie.’   

NB Dit artikel is gebaseerd op de stand van zaken op 1 oktober 2024. Eventueel latere ontwikkelingen zijn daarom nog buiten beschouwing gelaten.

Click to access the login or register cheese
Scroll naar boven