Nog even volhouden, dat kan gewoon niet meer

18 juni 2024

Bron: Trema 10 / voorjaar 2024

Marc Fierstra, voorzitter, en Ard Schoep, tot voor kort vicevoorzitter van de NVvR, namen deel aan de zogeheten stuurgroep die de Verkenner samenstelde. Een terugblik op ‘het proces’.

Het onderzoek naar echte oplossingen om de werkdruk van OM en ZM aan te pakken, duurde langer dan verwacht. Hoopte de Verkenner aanvankelijk nog zijn werk in zes maanden af te ronden, uiteindelijk duurde het ruim drie maanden langer. Vooral de aanloop was lang, geeft Ard Schoep aan. Schoep nam vorig jaar afscheid van het bestuur van de NVvR, maar bleef verbonden aan het proces rond de Verkenner. Hij verklaart de vertraging vooral door de aanloop van het onderzoek. ‘Jaap Winter gaf vanaf het begin aan dat er eerst commitment moest ontstaan, een gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid tussen partijen en mensen. De NVvR en de minister voor Rechtsbescherming waren opdrachtgever van het onderzoek naar oplossingen voor de werkdruk, maar de uitvoering van de aanbevelingen ligt primair bij de werkorganisaties. Dat zijn het College van procureurs-generaal voor het OM en de Raad voor de rechtspraak en de presidenten voor de ZM. Een gezamenlijk perspectief op de werkdrukproblematiek en het commitment om prioriteit te geven aan het terugdringen daarvan was een eerste voorwaarde. Daaraan hebben we die eerste maanden hard gewerkt.’

Urgent probleem

‘Oplossingen om de werkdruk terug te dringen zijn de afgelopen jaren wel vaker op tafel gekomen,’ vult Marc Fierstra aan. ‘De Verkenner wilde vooral weten waarom die oplossingen niet zijn opgepakt. Hij wilde dat er dit keer wel iets zou gebeuren. Dat is de verdienste van dit proces. Iedereen is er nu van doordrongen dat het probleem urgent is, en dat het niet langer kan worden afgedaan als een persoonlijk probleem van een individuele rechter of officier. Werkdruk is een probleem van de organisaties. En die organisaties hebben dus een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat die werkdruk het werk niet in de weg gaat zitten.’

Financiële compensatie

De afgelopen jaren is teveel gestuurd op output, stelt Fierstra. De organisatorische professionaliteit (hoeveel zaken kunnen we afdoen) kreeg prioriteit met verwaarlozing van de vakinhoudelijke professionaliteit (kunnen onze mensen het nog aan). Ook in het laatste visitatierapport wordt de disbalans tussen die twee benoemd. Dat evenwicht moet worden hersteld. Die analyse komt terug in de aanbevelingen. Voor Fierstra is aanbeveling 4 van bijzonder belang. Daarin stelt de Verkenner dat de lasten van structureel overmatig overwerk niet mogen worden afgewenteld op de werknemer. De werkgever moet maatregelen nemen om structureel overmatig overwerk te voorkomen; hetzij door de organisatie anders in te richten, hetzij door financiële compensatie.

‘Ik zeg niet meteen dat dat geld er moet komen,’ zegt Fierstra. ‘Voor de NVvR heeft altijd centraal gestaan het terugbrengen van de werkdruk. Maar het belang van deze aanbeveling zit in het feit dat de organisatie verantwoordelijk wordt gesteld.’ Schoep vindt het lastig om een bepaalde aanbeveling eruit te lichten. Bezien vanuit de organisatie van het OM hamert hij vooral op de laatste aanbeveling: actie. ‘De erkenning dat het bij werkdruk niet gaat om het probleem van een individuele officier van justitie of advocaat-generaal, maar om een verantwoordelijkheid van de organisatie staat voor mij voorop. Te lang heeft de organisatie een beroep gedaan op de loyaliteit van de werkvloer en gezegd: “houd nog maar even vol”. Dat kan gewoon niet meer. De loyaliteit van officieren en rechters is er nog steeds, maar de organisaties hebben nu de verantwoordelijkheid de werkdrukproblematiek prioriteit te geven.’

Zelfsturing en leiderschap

De Verkenner constateert in zijn analyse dat er een afstand is ontstaan tussen de inhoudelijk gedreven professional op de werkvloer en de organisatie waarin hij functioneert. Werkdruk ontstaat ook, en misschien wel vooral, op het moment dat mensen het gevoel hebben geen grip meer te hebben op wat er om hen heen gebeurt. Of de oplossing die de Verkenner oppert – meer zelfsturing – vruchten afwerpt, durft Schoep niet op voorhand te zeggen. ‘Het kan zijn dat zelfsturing op de langere termijn werkt, maar ik vraag me af of je zoiets moet stimuleren in een situatie waarin mensen al moeite hebben om het hoofd boven water te houden. Ik vind het goed dat Winter zelfsturing heeft genoemd als mogelijke oplossing, omdat het ons leert anders te kijken naar wat er mogelijk is. Maar het gevaar kan zijn dat mensen zich nog eens extra overvraagd voelen als zij deze verandering zelf moeten dragen. Dat moeten we voorkomen, denk ik.’

Een ander aandachtspunt van de Verkenner is leiderschap. Winter bepleit een vorm van leiderschap dat vooral oog heeft voor de fysieke en mentale gevolgen die een structureel te hoge werkdruk heeft op mensen. Indirect bekritiseert hij daarmee het bestaande leiderschap binnen de organisaties. ‘Ik geloof dat de meeste leidinggevenden binnen rechtspraak en OM de beste bedoelingen hebben en ook in contact staan met de mensen in hun organisaties,’ zegt Fierstra. ‘Maar als het erop aankomt, zeggen ze vrij makkelijk: “we hebben een achterstand, doe er maar een zitting extra bij”. Het zijn allemaal betrokken bestuurders, dat geloof ik echt.Maar als puntje bij paaltje komt, kiezen ze vaak voor het werk en niet voor de mensen.’

Het is de tragiek die ook de professionals zelf kenmerkt. Want hoeveel officieren en rechters nemen niet een zaak of een zitting over als er een collega ziek is? ‘Ook rechters en officieren kiezen voor het werk en niet voor zichzelf,’ weet Fierstra. ‘Maar daardoor blijft het probleem wel bestaan.’

Schoep vraagt zich retorisch af of leidinggevenden binnen het OM op dit moment wel dicht genoeg bij hun mensen zitten om er goed sturing aan te geven. ‘Ik denk dat teamleiders een heleboel zien en weten hoe het gaat met mensen. Maar het lijkt erop alsof ook zij klem zitten en dat die zorg voor mensen uiteindelijk niet de prioriteit heeft. De winst van het rapport van de Verkenner is dat die prioriteit nu centraal staat. Niet werkdrukverlaging als bijvangst van andere keuzes, maar als centraal element van de keuzes die de organisatie maakt.’

Abstracties

Wil het rapport van de Verkenner echt ergens toe leiden, dan zijn cultuur- en gedragsverandering noodzakelijk. Doorgaan op de oude voet, is in ieder geval uitgesloten, stelt Fierstra. ‘Want dat zou betekenen dat de organisaties zichzelf kannibaliseren. Dat er steeds meer werk moet worden gedaan door steeds minder mensen, omdat mensen uitvallen of weggaan en het moeilijker wordt om nieuwe mensen te motiveren. De nieuwe generatie magistraten vindt het niet meer vanzelfsprekend om 70 uur per week te werken. Ze zijn niet minder betrokken, maar maken wel andere keuzes. Daarnaast is structurele overbelasting een risico voor de kwaliteit. We zullen met z’n allen dus echt moeten veranderen.’

Waar het de komende tijd vooral over moet gaan, is concretisering, zeggen Fierstra en Schoep. Verdrinken in de schoonheid van abstracties is immers het grote gevaar van elk consultancyrapport. ‘Wij hebben er vanaf het begin op gehamerd dat dit rapport echt moest benoemen wat we kunnen doen, waar we mee aan de slag kunnen,’ zegt Schoep. Dat is primair een verantwoordelijkheid van de werkorganisaties, maar ook van rechters en officieren van justitie zelf. ‘Te lang hebben wij als officieren van justitie en rechters te horen gekregen dat we moesten volhouden,’ herhaalt Schoep nog eens. ‘Dat heeft geleid tot wantrouwen, en daar had ik aan het begin van dit proces zelf ook last van, geef ik toe. De winst van dit rapport is dat we commitment hebben. De werkdruk is een probleem waar we allemaal mee kampen en dat we met elkaar moeten oplossen.’

Wat kan wel/niet

Dat vergt ook iets van de leden van de NVvR. Ook zij zullen actief moeten willen bijdragen aan wat anders, sneller of beter kan. ‘Zorg dat je betrokken bent bij de organisatie van je werk en spreek met elkaar en met bestuurders over hoe het werk anders kan worden ingericht.’

‘Niet denken “wat kan er niet” maar meedenken over “wat kan er wel”’, zoals Fierstra het formuleert. ‘Kijk, geen van de aanbevelingen biedt een panklare oplossing. Sommige stuiten op fundamentele bezwaren. Heilige huisjes, noemt Jaap Winter die. Maar als je alleen maar roept “kan niet” verandert er ook niets. Dat kunnen we ons niet permitteren.’

De mens zal daarbij centraal moeten staan, zegt Fierstra ten slotte. ‘Niet denken: er kan nog wel een zaak bij, maar je afvragen: kunnen onze mensen dit nog aan? Wat is het draagvermogen van rechters en officieren? Wij hebben als rechtspraak en OM een verantwoordelijkheid voor de rechtzoekenden, maar de werkgever, de overheid, moet ervoor zorgen dat wij die verantwoordelijkheid kunnen waarmaken. En dat betekent niet langer efficiencykortingen doorvoeren die op de medewerkers worden afgewenteld, maar eerst kijken: wat is er nodig om de rechtspraak adequaat te laten functioneren zonder dat mensen eraan onderdoor gaan.’

Click to access the login or register cheese
Scroll naar boven