Passende arbeid bij arbeidsongeschiktheid

30 januari 2025

Wat is “passende arbeid” voor een rechtelijk ambtenaar in geval van arbeidsongeschiktheid? De NVvR-Commissie Rechtspositie (CRP) heeft zich onlangs over deze vraag gebogen. Dit naar aanleiding van diverse praktijkvoorbeelden die leden met het NVvR-bureau hebben gedeeld. Is het juist dat hiervoor wordt aangesloten bij de professionele standaarden (bijv. aantal zittingen), zoals door sommige leidinggevenden wordt aangegeven?

Er is sprake van arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 17 Brra zolang de rechterlijk ambtenaar niet in staat is de “bedongen arbeid” weer volledig te verrichten. In het kader van de re-integratie is de betrokkene verplicht mee te werken aan gedeeltelijke werkhervatting als de bedrijfsarts daartoe aan de hand van een op te stellen inzetbaarheidsprofiel kansen ziet. Hoe zich dat vertaalt in concrete werkhervatting (hoeveel zittingen, wel of geen piket, wel schrijven, geen zittingen of andersom etc.) is een kwestie van overleg tussen werkgever en werknemer en dit kan per situatie verschillen, afhankelijk van de belastbaarheid van de werknemer en de beschikbaarheid van werkzaamheden. Een werklastnorm of professionele standaarden zijn daarbij geen wet van meden en perzen. Het dient immers te gaan om passende arbeid en dat is arbeid gebaseerd op de krachten en bekwaamheden van de rechterlijk ambtenaar op dat moment.

Tweede ziektejaar

In de praktijk van de rechtsbijstand aan individuele leden loopt de NVvR er tegenaan dat in het tweede ziektejaar verschillen van mening kunnen ontstaan tussen werkgever en werknemer. Het gaat daarbij om situaties waarin de werknemer het werk slechts gedeeltelijk hervat in voor hem passende arbeid (dat moet dus per definitie arbeid zijn die op dat moment voor zijn krachten en bekwaamheden is berekend). Bijvoorbeeld een rechter die voor 18 uur per week (helft van de aanstelling in dit voorbeeld) schrijfwerk doet (te vergelijken met dat van een gerechtsjurist) en daar per concept ook wat langer over doet dan gebruikelijk. De opvatting van de CRP is dat deze rechter in het tweede ziektejaar dan voor 50% van zijn aanstelling recht heeft op 100% van de gebruikelijke bezoldiging en voor 50% op 70% van de bezoldiging. Hij verricht immers de voor hem passende arbeid die op dat moment van hem gevergd kan worden in de zin van artikel 17 lid 3 Brra. En volgens deze bepaling heeft de rechterlijk ambtenaar na het eerste ziektejaar recht op de doorbetaling van zijn bezoldiging (100% dus) over de uren dat hij passende arbeid verricht of zou hebben verricht als die arbeid hem zou zijn aangeboden.

De loondoorbetaling bij ziekte is niet in de tijd beperkt, dus zolang de rechter na het eerste ziektejaar arbeid blijft verrichten die als passende arbeid worden aangemerkt, heeft hij op basis van de rechtspositieregeling recht op 100% van zijn loon over de gewerkte uren. Met de omstandigheid dat de rechter in die uren wellicht minder productief is, wordt in het Brra geen rekening gehouden.

Het NVvR-bestuur heeft dit advies overgenomen en zal in de individuele dienstverlening deze interpretatie uitdragen.

Click to access the login or register cheese
Scroll naar boven